Portret van wijlen Oscar Wagner voor Stichting ALS Nederland zoals getoond door KRO NCRV Jinek Wilsverklaring
In een wilsverklaring kunnen mensen aangeven welke behandeling zij niet meer of juist wel willen. Dit gebeurt voor het geval de situatie zich voordoet dat iemand dit zelf niet meer kan zeggen. Zo kan iemand met een behandelverbod vastleggen in welke situatie hij niet gereanimeerd wil worden. Artsen moeten dit behandelverbod respecteren, want er is voor elke behandeling toestemming nodig. Voorkom misverstand, ga in gesprek Een wilsverklaring kan duidelijkheid scheppen over de wensen en verwachtingen van de patiënt, zodat de arts hier zoveel mogelijk rekening mee kan houden. Ook kan de arts concreet aangeven wat er eventueel niet mogelijk is. Tegelijkertijd kan de wilsverklaring ook leiden tot vragen of misverstanden. Is de schriftelijke wilsverklaring echt van de patiënt zelf? Was de patiënt wilsbekwaam bij het opstellen? Of bij een algemene formulering: is dit werkelijk wat de patiënt bedoelde? Daarom adviseert de KNMG artsen en patiënten om tijdig te spreken over de wilsverklaring. Euthanasieverzoek Opstellers van een schriftelijk euthanasieverzoek denken nogal eens dat zij recht hebben op euthanasie. Dat is echter niet het geval. De wet staat toe dat een schriftelijk verzoek het mondelinge verzoek vervangt als de patiënt niet meer in staat is zich te uiten. Maar dat wil nog niet zeggen dat aan alle zorgvuldigheidseisen voor euthanasie is voldaan. Verder zal de arts in veel gevallen als hij geruime tijd niet met de patiënt over het verzoek heeft gesproken geen euthanasie uitvoeren als de patiënt zelf niet meer met woorden, gebaren of klanken kan communiceren. De arts is nooit verplicht om tot euthanasie over te gaan. Voorkom onterechte verwachtingen, adviseert de KNMG, en stop dergelijke verklaringen niet zonder meer in het dossier, maar gebruik het als aanleiding voor een gesprek over wensen en verwachtingen rond het levenseinde. Ingrijpende gebeurtenis De KNMG heeft een toelichting gegeven op de procedure die artsen en apothekers in Nederland volgen om patiënten een veilige en effectieve euthanasieprocedure te garanderen. Dit in reactie op berichtgeving van EenVandaag van 20 december. Ook artsen en apothekers vinden het heel belangrijk dat iedereen weet hoe te handelen als een patiënt verzoekt om euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dit is in de eerste plaats voor de patiënt en diens naasten een ingrijpende gebeurtenis. Maar de handeling is ook ingrijpend voor arts en apotheker. Zij worden niet dagelijks geconfronteerd met de uitvoering van euthanasie of het verlenen van hulp bij zelfdoding. De richtlijn ‘Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding’ van artsenfederatie KNMG en apothekersorganisatie KNMP beschrijft de professionele standaard voor alle artsen en apothekers in Nederland. Deze is gebaseerd op de wetenschappelijke en professionele inzichten vanuit diverse medische beroepsgroepen. Rechtszekerheid De richtlijn geeft daarnaast de regionale toetsingscommissies euthanasie een helder toetsingskader. En dat geeft artsen rechtszekerheid over de vraag waar hun handelen achteraf aan getoetst wordt. Tot nog toe heeft de KNMG geen signalen ontvangen dat de procedure in de richtlijn voor artsen te ingewikkeld is of te foutgevoelig is. De richtlijnencommissie zal de door EenVandaag genoemde zaak uiteraard bestuderen tijdens de revisie. Hoe werkt het? In Nederland hebben we een procedure die bestaat uit verschillende stappen, omdat dit de enige manier is om met zekerheid te kunnen garanderen dat de patiënt conform zijn wens overlijdt. De hele richtlijn is erop gericht om iemand op een rustige manier te laten wegglijden naar de dood. Mensen hoeven niet bang te zijn dat hun naaste pijn lijdt. Er kan soms een korte pijnsensatie optreden bij het inspuiten van de thiopental, dat valt ondanks een verdovend middel niet geheel uit te sluiten (dit staat ook in de richtlijn). De vier stappen 1: verdoving Eerst dient de arts de patiënt een verdovend middel, lidocaïne, toe om eventuele pijn bij het inspuiten van het slaapmiddel zoveel mogelijk te voorkomen. 2: diep coma Vervolgens brengt de arts de patiënt in een diep coma. Daartoe krijgt de patiënt een slaapmiddel (coma-inductor) toegediend via een infuusnaaldje. Dit slaapmiddel is thiopental of propofol. De patiënt krijgt bewust een grote overdosis, om er zeker van te zijn dat de patiënt niets meer ervaart. 3: finale controle Daarna controleert de arts nauwkeurig of de patiënt echt in een diep coma is geraakt, zodat deze zéker niets meer ervaart. Dat doet de arts door de patiënt aan te spreken, de pols en ademhaling te controleren en de zogenaamde wimperreflex uit te voeren. 4: spierverslapper Het slaapmiddel kan voldoende zijn om de dood te laten intreden, maar dat is niet met zekerheid te garanderen. Daarom dient de arts na de controle van het coma een spierverslapper (spierrelaxans) toe. Deze zorgt ervoor dat de ademhaling stopt, waardoor even later ook het hart stopt met kloppen en de dood intreedt. Conclusie Regelmatig overleg met uw (huis)arts is DE basis voor het geval dat. In dit overleg dient u te blijven benadrukken wat uw standpunt is inzake kwaliteit van leven, gewenst levenseinde en vertegenwoordiging. Uiteraard geldt hetzelfde voor uw naaste omgeving. bron: website KNMG
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurPeter van der Bent, adviseur voor een RIJK leven Archives
Januari 2023
Categorieën |